maandag

Klas 1, Blok 1 (trimester 1, periode1 / trimester 2, periode 4), les 1 Kennismaken; Tableau




                                                              Kennismaken !

In deze les maak je kennis met je docent, het vak drama en leer je enkele basisbegrippen

Drama betekent  "doen"  of " handelen" (komt uit het Grieks)

Drama is alles waarbij je "doet alsof"  en/of waarbij je presenteert aan een publiek.

Een goede presentatie heeft een duidelijk begin, een " boodschap"  en een duidelijk slot.

Dat deden we door in een kring te zitten, op te staan, je naam te zeggen op een bepaalde manier (emotie of houding) en iets te zeggen over waar je van houdt/goed kan (en in de tweede ronde een leugen)

Daarna hebben we standbeelden gemaakt (wat voor standbeeld vond jij leuk/kon jij goed).



Tenslotte hebben we in een groep een foto gemaakt van een braaf en een speciaal tafelgroepje (met Wie: wat was jouw rol, wat voor soort leerlingen). Hier hebben we een foto van gemaakt. De link is op de OneNote van de klas gezet. Deze foto plaats je in jouw eigen stukje OneNoteverslag.


Theorie:
Een gespeeld, stilstaand beeld van een belangrijk/betekenisvol moment heet een Tableau.

Je gebruikt een tableau om een stuk zo te verbeteren dat het publiek alles goed kan zien (geen ruggen naar het publiek) èn om ervoor te zorgen dat de spelers het stuk beter kunnen spelen.


woensdag

Blok 1, les 2:Hoe werkt OneNote / De 5 W's


We beginnen in deze les met het maken van de Drama-verslagen.
Dit gaan jullie doen in OneNote.

Daarna hebben we de 5 W's  van drama behandeld en welke vragen erbij horen.
(Waar, Wanneer,  Wie, Wat, Waarom)

Tenslotte hebben we in 2 groepen tableau's  gemaakt met Waar, Wanneer, Wie en Wat.


Geef een paar voorbeelden van deze tableau's en wat jij daarin speelde.

Let op! Een tableau is stilstaand, gespeeld, van een belangrijk moment.
Het wordt bij oefenen gebruikt om een scène beter zichtbaar te maken voor het publiek en beter speelbaar, te begrijpen, voor de acteurs.

Waar:  waar speelt het stuk zich af?  Wees zo precies mogelijk!
Wanneer: In welk tijdperk, seizoen, dag, tijdstip speelt het stuk zich af? Wees precies!
Wie:  Wie speelt welke rol?
Wat:  Wat is er aan de hand, wat gebeurt er? (het thema/onderwerp van het stuk).
Waarom: Waarom de personages iets willen en/of doen. De motivatie van de rolfiguren.

dinsdag

Blok 1. les 3: Spelregels drama / Wat is een scène?



We hebben de spelregels van Drama doorgenomen.

Die vind je hier!

Daarna zijn we verder gegaan met de Tableau's

(bij sommige klassen in de les hierna)
Vervolgens hebben we een scène behandeld:
Theorie: Een scène heeft altijd dezelfde tijd, plaats en personages
Dus als de Waar, Wanneer en/of Wie verandert begint er een nieuwe scène.

Daarna hebben we een scène gemaakt  waarbij we zijn uitgegaan van 3 tableaus.
Of we hebben een scène gemaakt met 4 W's, begintableau en eindtableau.

Dit deden we in een groep van 5/6.

Onze scène ging over . . . . .

De aanwijzingen die wij kregen om onze tableaus beter te maken waren . . . . 



                                         Deze foto komt uit de film " SPIJT! "

Blok 1, les 4: Vormgeving (Scène)


 

In deze les hebben we gesproken over vormgeving bij drama.

Theorie:
Er zijn 6 vormgevingsmiddelen:

Kostuum: Alles wat je aan, op, bij je hebt wat bij je personage (rol)  hoort

Decor:      Alle voorwerpen en constructies die worden gebruikt om een bepaalde plaats,
                 tijd, situatie (sfeer)  te "verbeelden"
                 Denk aan achtergronddoeken, zetstukken, meubels enz.

.
 Attribuut:  Een attribuut is iets wat niet bij een kostuum hoort en dat op het toneel
                 wordt gebruikt (wordt gehanteerd). Een andere naam  hiervoor is rekwisiet.

Belichting: licht = theaterlampen, projectie, effecten als stroboscoop en U.V. licht



Geluid/muziek:  Ook met geluid en/of muziek kan je een plaats, tijd of
                  situatie/sfeer suggereren

Grime:       met make-up en haar/pruiken kan je personages echt anders maken, kijk
                  bijvoorbeeld bij de musical "Cats"
                  https://youtu.be/n1m-KyDuzws

Bij sommige voorstellingen worden ook andere zintuigen als reuk, tastzin (gevoel) en smaak geprikkeld om een bepaalde sfeer en situatie te verbeelden.

Toen hebben we in een kring een oefening gedaan met onze tast-zin. In een kring hebben we geprobeerd hoe ver we onze handpalmen uit elkaar konden halen en toch nog de warmte voelen van de andere hand. Daarna of je iemand naast je voelt en tenslotte of je met je rug kunt voelen hoeveel kinderen er achter je staan.

Daarna hebben jullie een 2 korte scènes gemaakt. In elke scène wordt hetzelfde voorwerp gebruikt als een ander vormgevingsmiddel dus: in de ene als attribuut  en de andere als decorstuk; als kostuumonderdeel en in de andere als attribuut; in de ene als decorstuk en in de andere als kostuumonderdeel. Hieronder de link naar het werkblad:

https://drive.google.com/a/helenparkhurst.net/file/d/0B4CQC40--6Y6cUpNLVo4ZVRXOEE/view?usp=sharing

 Opdracht voor je OneNote-verslag:
 Hoe kan je een laptop gebruiken als kostuumonderdeel, attribuut en als decor?

(niet tegelijkertijd natuurlijk, 3 voorbeelden)

maandag

Blok 1, les 5: Scène afmaken

Scène met gebruik van tableau, 5 w's en vormgeving


In deze les hebben jullie een scène gemaakt op kamp in Heino, om 3 uur 's nachts, òf in een groep van 4 gewerkt met dit werkblad:


Van Tableau-naar-Scène OPDRACHT


Kies een van de volgende 2 situaties uit:
1.Peter/Petra(P) en Jeroen/Jessica(J) slopen langs de koelkast richting kamer. Ze hoorden de krant van vader(V) kraken, hij  kuchte. Ze hielden de adem in en maakten zich nog kleiner. Toen het even stil bleef slopen ze de kamer in, achter de bank langs naar de gang.(*) Ze hoorden moeder(M) zeggen: ‘ zo laat hebben ze het nog nooit gemaakt. Vader  (V) antwoordt: Als ze zo thuiskomen is het een hele week niet meer uit en geen zakgeld.’



2. De koning(K) en zijn vrouw(V) zaten lekker op de troon te genieten van een gebakje, toen de ter dood veroordeelde misdadiger(M) kwam smeken om genade. De koning riep boos:  "wie durft mij te storen bij het eten van mijn gebakje!". De lijfwacht(L) grinnikte achter z’n hand en fluisterde "je kop gaat eraf"(*)  De misdadiger trilde van angst over z’n hele lijf en piepte "Maar ik heb alleen maar een appeltje geplukt voor mijn zieke kind . . ."


                   * van dit moment maak  je het tableau.


 


PUBLIEK


K/V :                          Emotie:                      Handeling:                            Kijkt naar:


M/G:                          Emotie:                      Handeling:                            Kijkt naar:



P/M:                           Emotie:                      Handeling:                            Kijkt naar:



J/L  :                           Emotie:                      Handeling:                            Kijkt naar:






Jullie kozen één van deze twee scènes uit en hebben daar zelf een eind voor bedacht.

Welke scène koos jullie groep?
Welke rol had jij?
Hoe liep jullie scène af?